De visserstrui, van werkgoed tot mode
Ga naar verlanglijst Verlanglijst

Winkelwagen

Je winkelwagen is momenteel leeg

De geschiedenis van de visserstrui

Hoe het begon 

In Nederland droegen vissers in de periode tussen ongeveer 1860 en 1940 hand gebreide truien. Deze truien werden door de vrouwen in de vissersplaatsen gebreid. Veel vissersplaatsen hadden hun eigen patronen, waardoor je vissers kon herkennen aan hun trui. Na de tweede wereldoorlog verdween de visserstrui. De toenemende welvaart zorgde ervoor dat men kleding ging kopen in plaats van zelf te maken.  

Herkomst 

Het Verenigd Koninkrijk heeft bij de oorsprong van de visserstrui een grote rol gespeeld. In Engeland werden zogenaamde smocks gedragen, dit was een linnen kiel met rimpels die met borduurwerk werd vastgezet. Het was een briljant idee om in plaats van de smocks, de in eerste instantie als ondergoed gedragen rondgebreide naadloze truien, als bovenkleding te gebruiken, waar ze zich gemakkelijker in konden bewegen. In de truien werden motieven verwerkt om ze nog een beetje op het borduurwerk van een smock te laten lijken.  

Dit soort truien werden in de zestiende eeuw al gebreid in Guernsey (Kanaaleilanden). Later werd dit uitgebreid naar plaatsen langs de hele Engelse kust, tot aan de noordelijke kustplaatsen in Schotland.  

Vissers waren in ons land ook de eersten die hand gebreide truien als bovengoed droegen. Toen de Nederlandse vissers in Engelse en Schotse plaatsen in aanraking kwamen met het dragen van truien als bovengoed, werden ze meegesmokkeld naar Nederland, of ruilden ze truien voor tabak en jenever. Deze truien werden door Nederlandse vrouwen na gebreid in sajet (een zuiver wollen garen). 

Vanaf ongeveer 1920 maakte Coco Chanel (die geïnspireerd werd door de truien van de Bretonse vissers) de trui als bovengoed. En zo werd de trui als bovengoed mode voor iedereen. 

  

Elke plaats een eigen patroon 

Breien was een vrouwen aangelegenheid. Meisjes leerden al heel jong breien van hun moeder. Patronen gingen mondeling over van moeder op dochter. Deze patronen werden niet uitgeschreven maar zaten in het hoofd van de breister. Zo ontstond er in iedere vissersgemeenschap een eigen patroon op de trui. Al stond dit niet helemaal vast, want kwam de bruid uit een andere plaats, dan nam zij haar eigen patroon mee. Soms kon een visser die verdronken was door middel van zijn trui geïdentificeerd worden. Door de motieven en indeling van de trui, kon de herkomst van de visser ongeveer worden getraceerd als hij ergens aanspoelde. 

  

Motieven en patronen 

Op de visserstruien werden allerlei symbolische motieven gebreid. Deze motieven hadden verschillende betekenissen die werden ontleend aan het dagelijks leven. Het geloof, de zee, het weer en de visserij, waren belangrijke thema's.  

Enkele voorbeelden zijn: 

Zigzagpatroon staat voor bliksemschichten. 

Blokjes staan zowel voor de netten van de vissers, als voor bakstenen van huizen. 

Afgewisselde horizontale banen tricot of motiefbanen staan voor eb en vloed. 

Ruiten staan voor het godsoog, het oog dat alles waarneemt. Het beschermde, waakte, maar hield in de ogen van de vrouwen de visser ook trouw als hij in een vreemde haven was. 

Golfpatroon, staat voor de golven op zee 

Kabelpatroon, staat voor houvast. De touwen waarmee de zeilen werden gehesen en de boot werd aangemeerd. 

Ribbels staan voor de zandribbels op het strand. 

Op de visserstruien van Moddergat zijn onder andere het godsoog, bliksem, kabels en ribbels te zien. 

 

Bijzondere weetjes en feiten 

Bij de visserstruien van toen waren de mouwen aan de korte kant. Dit was om handen en onderarmen vrij te houden bij het werk. 

In een visserstrui zaten geen naden, ze werden rond gebreid. Dit was om wind en water tegen te houden. De truien werden in een T-model gebreid waardoor ze op het schip gemakkelijk op een stok door de mouwen te drogen konden worden gehangen. 

Soms werd er een koord door het halsboord geregen, om deze goed sluitend te maken tegen de kou. Het koordje werd vaak aan de uiteinden voorzien van kwastjes of pompons. Deze kwastjes hadden een bijzondere functie.  Als er bijvangst was van kwallen, en vissers het gif van de kwallen in de ogen kregen, werd met deze kwastjes het gif uit de ogen geveegd.

Vroeger werden truien als ze kapot waren, eindeloos gestopt of opnieuw aangebreid. Was de trui tot op de draad versleten en niet meer te herstellen, dan werd de trui gebruikt als dekzwabber of poetslap. Dat laatste is dan ook de reden, dat er nog maar heel weinig originele visserstruien bewaard zijn gebleven. Maar gelukkig zijn er nog veel foto's en kaarten waar vissers met visserstruien op staan. 

Een schipperstrui wordt nog wel eens met een visserstrui verward. Schipperstruien zijn machinaal gebreide gladde truien met een col waar een rits in zit. Deze truien zijn geïnspireerd op de Engelse marine truien die na de tweede wereldoorlog werden gedragen.